|
||||||||
Het is niet voor het eerst dat ik het hier over deze Estse bijzondere accordeoniste mag hebben: dat gebeurde een drietal jaar geleden al, toen ik haar “Storied Sounds” onder de loep mocht nemen en bepaald onder de indruk kwam van haar formidabele spel. Ik smeekte toen om een tourneetje in onze contreien, maar ik weet niet of dat er intussen gekomen is. Nu ik haar nieuwe plaat, waarvan de vertaalde titel zoveel betekent als “storm in een kopje thee”, een flink aantal keren beluisterd heb, zal ik mijn smeekbede van toen ongetwijfeld moeten herhalen, want wat deze jonge vrouw hier aflevert, is noch min noch meer indrukwekkend te noemen en dat ik het label “original music” gebruik, heb ik helemaal aan de dame zelf te danken. Volgens haar is dat de term die het best omschrijft waar zij mee bezig is: muziek die in de traditie van haar geboorteregio geworteld is, maar danig veel invloeden in zich draagt van de reizen die ze gemaakt heeft en van de andere culturen waarin zij gewoond en geleefd heeft. De free bass accordeon waar ze op speelt voert nog altijd de boventoon en levert een heel aparte klank op, die de eigen composities op de plaat extra in de verf zetten. Tussen de lijnen lezend, kunt u a vermoeden dat deze plaat een heus soloproject is van de muzikante, die werkelijk alles zelf deed, behalve de tekst schrijven voor “Oh Söbra/Orikada Valss”: de woorden komen van de Schotse dichter Artur Adson en het arrangement werd, net als dat van de titeltrack, mee gemaakt door de Zweedse producer Jonas Knutsson. Het is wellicht nuttig een paar dingen te vermelden over Estland en wat dat land allemaal heeft meegemaakt, om te begrijpen waarom een gevoelige ziel als die van Bartosik zo ontvankelijk is voor “het reizen en ontmoeten”. In 1940 bezetten de troepen van Stalin Estland en in 1941 werden ze vervangen door de Nazitroepen. In 1944 kwamen de Russen terug en zetten ze hun eerder begonnen bezetting gewoon verder en zorgden er aldus voor dat tienduizenden Esten hun geboorteland moesten ontvluchten. Velen kwamen in Zweden terecht, maar een aantal vond de weg naar Amerika, na een lange tocht, die hen via Noorwegen en Schotland, Ierland en Portugal op de Atlantische Oceaan bracht, waar de U.S. Navy hen tenslotte ontdekte na 128 dagen. Een jaar later heette toenmalig president Truman officieel de Estse politieke vluchtelingen welkom in de States. Het is niet al te moeilijk om de parallel te zien tussen deze zwerftocht -beschreven in de tweeledige suite “I Lähma üle mere / Kojusaabumine”- en wat er zich vandaag vanuit Afrika afspeelt richting Europa. Op het moment dat je die suite beluistert, heb je er al “Nutvad Niidud” en “In Luce Amor” op zitten, het eerste een evocatue van Tuulikki’s geboortestreek Röuga in het landelijke zuiden van Estland en het tweede een melodie, geschreven uit frustratie omdat de muzikante niet bij een huwelijk aanwezig kon zijn, waarop ze uitgenodigd was. Met “Mälutaguse polka” wordt de grote Estse accordeonist Karl Kikas geëerd en “Josefini hällihaul” is een wiegenliedje voor een klein schoonzusje. Zo zitten we weer helemaal in Estland zelf, wat nog meer geïllustreerd wordt door “Röuga valss”, een ode aan het land van haar voorouders en vooral door afsluiter “Orukada valss”, waarop Tuulikki de kannel bespeelt, een instrument dat op een citer lijkt, en enkel in Estland bespeeld wordt. Deze plaat is dus, samengevat, een soort zoektocht naar identiteit: zonder je verleden uit het oog te verliezen, moet je als mens op reis gaan en ontdekken dat er vele vissen in de zee zitten. Da’s eens wat anders dan het kerktoren-nationalisme dat in bepaalde regio’s gehanteerd en beleden wordt. Bartosik heeft, alweer, een formidabel werkstuk afgeleverd en ik moet dus verwijzen naar mijn smeekbeden van drie jaar geleden: kan iemand deze vrouw eens uitnodigen voor wat concerten a.u.b.? (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||